Mailtje terug aan een zoeker.
Lieve Z.
Ik concludeerde naar aanleiding van je eerste mailtje aan mij dat je zoekende bent. Een zoeker. En dat vertelde ik je ook.
In je mail terug vroeg je je af of dat wel klopte, of dat wel het hele verhaal is.
Ja, dat is het.
Natuurlijk zoek je. Daarom heb je mij gemaild.
Je zoekt naar antwoorden. Of Het Antwoord.
Je zoekt naar het einde van je onrust, en je twijfel.
Je zoekt naar vervulling, naar begrip voor anderen, en vooral voor jezelf.
Je zoekt naar beter, of misschien wat minder slecht (eindelijk).
Je zoekt naar een reden, de zin, het doel.
En nog duizend dingen.
Ik vroeg je ‘Wie zoekt er?’.
En je wilde weten wat ik daarmee bedoelde.
Welke Wie?
De Wie die je al was voor je dacht dat je wíst wat je was.
De Wie die je altijd bent, ongeacht wat je denkt en hoe je je voelt.
De Wie die niet komt en niet gaat en niet verandert, maar ís.
Want Wie is zíjn, niet ingewikkelder dan dat (maar dat is te simpel voor ons verstand).
Wie is de ruimte tussen je gedachten, maar niet afgebakend door wat je denkt.
Het is het podium voor het drama dat je jouw leven noemt, maar niet het drama zélf.
Wie is wat luistert en geniet als er geen mening is over luisteren en genieten.
Wie is wat weet, buiten kennis en intellect om (want Wie ís weten).
Wie is het enige dat je wérkelijk zoekt, omdat het een einde maakt aan alles waar je mee denkt te zitten, alles wat je schijnbaar mist, en alles wat je denkt nodig te hebben.
Wie maakt een einde aan het zoeken.
Omdat je het altijd al was.
Dus ik vraag je nog een keer:
Wie ervaart het leven?
Wie ziet emoties komen en gaan, zonder ermee te zitten, zonder erdoor beschadigd te raken, zonder te veranderen?
Wie was er al toen jij anderhalf was, vijf, tien, of twintig, in een lichaam dat op celniveau toen volkomen anders was dan op dit moment?
Wie heeft de ervaring van huilen én lachen, en daarna weer huilen, en vervolgens lachen als een boer met kiespijn, maar kan nooit lachen of huilen of somberheid of pijn zíjn?
Wie is dat wat zich voordoet als jij, Z, maar ernaar verlangt om weer contact met zichzelf te hebben?
Die Wie, daar heb ik het over.
Wie is thuis.
Denk daar maar ‘ns over na.
Of niet.