Missen wat er nog is.
Ze is er nog.
Ze zit op de bank met haar bril en haar laptop en haar net wakkere lijf.
Zeventien, sinds een paar weken.
Ergens tussen ‘mijn meisje’ en een jonge vrouw (maar op dit moment meer richting dat eerste).
De nieuwe leeftijd schuurt nog wat.
Ik kijk naar de bank, naar haar, stiekem en nonchalant en hopelijk onopvallend.
Ik kijk en ik kijk en ik voel, zó veel.
Straks breng ik haar naar haar moeder, zoals altijd, en is ze weer even uit mijn directe leven.
Nu is ze er nog.
Een peilloos diep gevoel van missen overvalt me.
Het is de optelsom van alle keren dat ik er niet voor haar was, dat ik aan mezelf en mijn eigen alcoholische behoeftes dacht, dat ik kortaf deed, en haar gemakzuchtig voor de tv zette met een magnetronpannenkoek (jaren geleden, maar wat zijn jaren in een herinnering?).
Het is het idee dat ik haar nooit écht zal kunnen laten merken wat ik voor haar voel omdat het waarschijnlijk te groot en te veel en te benauwend is.
Het is angst én liefde, en die mix zorgt altijd voor verwarring.
In een flits denk ik aan ouder worden, jong willen blijven, fouten die we maken en kansen die we verspelen.
Ik denk aan geboren worden en aan sterven.
En in die ene seconde lijkt mijn liefde zó groot, zo allesomvattend, dat ik mezelf ermee vermorzel.
Mijn adem stokt.
De wereld stokt.
En dan kijkt ze me aan.
‘Wát?!’
Ik lach, sta op, en knuffel haar iets te hard.
Een beetje extra genegenheid, als reserve, voor straks.
Luv you.
.