Soms ben ik net een mens.
Soms breng ik dingen in kaart (mijn leven, meestal).
Dit is soms.
Soms droom ik mezelf wakker.
Soms lig ik ‘s ochtends ruim een uur in bed, en verzin ik complete levens rond mijn buren die ik aan de overkant door hun huizen zie scharrelen.
Soms herinner ik me ineens een dag uit mijn leven die ik om allerlei volstrekt begrijpelijke redenen vergeten was.
Soms vraag ik me af wat er zo leuk is aan festivals.
Soms lees ik zes boeken op een dag, in elk geval stukjes, flarden.
Soms masturbeer ik twee keer achter elkaar.
Soms mis ik ineens een normaal leven, met hobby’s en een auto en buren, waarbij ik in hun tuin zit en opgewonden over voetbal en Formule 1 en de prijsverhoging van Franse tolwegen praat, en ondertussen de bbq regel.
Soms zeg ik dingen die ik niet wilde zeggen (maar wel steeds minder).
Soms geef ik overdreven nonchalant iets aan de beroepszwerver bij de ingang van de Albert Heijn die me altijd ‘vriend’ noemt en dan knipoogt.
Soms mis ik haat. Maar dat is echt HEEL soms. En HEEL even.
Soms lijkt het me fijn om eindeloos over koetjes en kalfjes te kunnen praten en me daar lekker bij te voelen -maar het verveelt me juist altijd razendsnel.
Soms kijk ik naar de rol die ik speel in dit leven, de rol die we allemáál spelen, en moet ik er heel hard om lachen want What The Fuck!
Maar soms ook niet. En tijdens díe specifieke soms wil ik mensen stevig vastgrijpen en wakker schudden en laten zien dat het niet is zoals ze denken, dat ze oké zijn, dat het niet zo serieus hoeft, dat het veilig is, echt.
Doe ik trouwens niet hoor, dat schudden. Tenzij ze het vragen.
Soms zou ik dolgraag onderdeel willen zijn van een degelijk gezin (vrouw, drie kinderen, twee katten en een labradoodle) en in een twee-onder-een-kapwoning leven, ergens in Friesland of Overijssel. In het weekend coachte ik dan fanatiek de F’jes van de plaatstelijke voetbalvereniging.
En misschien hield ik ook wel van wielrennen.
Soms ben ik trots op mezelf maar doe ik alsof dat niet zo is.
Soms vind ik mezelf een enorme aansteller. Of ronduit fake.
Tja.
Soms eet ik een complete Tony’s Chocolenely tussen vijf opeenvolgende sessies van wankele zelfbeheersing (lees: weg in acht minuten).
Soms zit ik makkelijk drie kwartier op mijn telefoon in plaats van drie minuten, en heeft het me letterlijk níets wezenlijks opgeleverd (en eigenlijk is dat helemaal niet zo soms, als ik eerlijk ben).
Soms ben ik helemaal FUCKING klaar met altijd maar het goede voorbeeld geven, met voor de zesendertigste keer mijn andere wang toekeren, met spiritueel en coacherig en begripvol zijn, en met mijn woede geduldig onderzoeken en verstandig voorbij laten gaan als een wolkje, in plaats van een gat in de deur of in Twitter te slaan.
(Zoals ik ooit deed.)
Soms zou ik een stuk dommer willen zijn.
Of tien centimeter langer.
Soms denk ik aan het hoofd van Arie Boomsma. Maar nooit in erotische zin.
Soms vervloek ik het pad dat ik bestruikel en mijn niet te stuiten aandrang te leren over wat ons zo bang en somber en onrustig maakt, omdat ik zonder uitzondering elke dag studeer en lees en kijk en leer en je het met gemak een obsessie zou kunnen noemen, als het niet zo vanzelfsprekend voelde.
Soms verbaas ik mezelf, of in elk geval het zelf dat ik altijd dácht te zijn.
Soms ben ik benieuwd waarom ik AL-TIJD verdwaal, zélfs met gps.
Soms denk ik terug aan het moment dat zelfmoord ineens niet meer exotisch klonk, of eng, en hoe ik daarvan schrok.
Soms wil ik heel graag iets maken van klei, maar heb ik geen zin het te kopen.
Soms vind ik ineens iets heel anders van wat dan ook.
Soms koop ik een boek waarvan ik eigenlijk al weet dat ik het nooit zal lezen, en soms post ik daar een foto van omdat ik *kuch* weet dat het indruk maakt.
Soms denk ik een uur na over de gedachten die ik heb over mijn denken aan gedachten, en heb ik heel even gemengde herinneringen aan de tijd dat ik overmatig denken simpelweg verzoop in liters drank.
(Zoals ik gewend was. Heel erg gewend. Werkte trouwens goed, maar de dagenlange spijt en leugens tussendoor: niet te doen.)
Soms kijk ik naar het dunner wordende haar op mijn voorhoofd, de plooien in mijn huid, mijn inconsequente wallen en de nieuwe rimpels op mijn armen, en voel ik het ouder worden onverbiddelijk aan me knagen.
En vaak vind ik dat geen probleem.
Soms wil ik de kat schoppen. Vooral het mannetje.
Soms wil ik oppervlakkige seks met iemand die ik daarna nooit meer zie.
Soms wil ik wakker worden naast iemand die me nooit meer verlaat.
Soms huil ik zomaar heel, héél even om een bevroren grasveld in de winter, een hoge paarse wolk boven de stad, of een liedje van Borsato.
(Ja, ik houd van Marco. Ik ben een clichéman. Had je wat?!)
Soms is mijn hoofd zó stil dat ik er snel wat in stop, een woord, een zin, een idee, iets. Want soms lijkt de stilte enger en leger en definitiever dan andere keren, en raak ik heel even in paniek.
Soms zou ik de dingen een stuk complexer willen.
Soms zou het best wat simpeler mogen.
En hoe het met me gaat?
Ja, soms vrij kut.
Maar altijd perfect.
.