Waarom het oké is dat ik niet briljant schrijf.
Ik kom elke week wel een blog of boek of artikel tegen van iemand die veel beter schrijft dan ik.
Sommige schrijvers hebben het vermogen ontwikkeld om op basis van exact dezelfde woordenschat waar ik over beschik, totaal verrassende en nieuwe juweeltjes te creëren.
Briljante vergelijkingen, prachtige bespiegelingen.
Fijne, haarscherpe metaforen.
Bijzinnen die inslaan als een bom.
Taal als muziek die je aan je haren meesleept door de compositie, en je aan het eind met open mond achterlaat.
Ik heb dat niet en doe dat niet, of in elk geval nauwelijks.
Er was een tijd dat ik daar enorm onrustig van werd.
Als iemand met een ronduit fors maar kwetsbaar ego vond ik het idee dat anderen ergens beter in zijn heel lang ondraaglijk.
Overigens was dat niet alleen maar vervelend of zuur: het motiveerde me ook intens.
Ik heb belachelijk veel geleerd van schrijvers die ik bewonder, en door de jaren heen een stijl ontwikkeld waar ik inmiddels tevreden mee ben, maar die niet snel prijzen zal winnen of me naar het Boekenbal zal brengen.
Het mooie is dat me dat tegenwoordig geen reet meer kan schelen.
Mijn directe en onopgesmukte manier van schrijven is helemaal perfect voor mijn doelen: het ontleden van complexe emotionele dynamiek, en het terugbrengen van verwarrende toestanden naar totale eenvoud.
Het enthousiasmeren en inspireren van mensen door te verwijzen naar iets dat meer is dan de gebruikte woorden.
De magie tússen de (bedrieglijk) simpele regels.
Veel schrijvers scheppen mooie dingen; ik schrijf vooral duidelijk en helder, bijna achteloos en vooral functioneel.
Veel schrijvers grossieren echt in taalkundige vondsten; ik gebruik meestal dezelfde woorden die ik al jaren in mijn werk terug laat komen, alsof ik ooit gestopt ben met het verzamelen van nieuwe, en het allemaal wel best vond -want ik had er nu eenmaal genoeg.
Mijn teksten staan niet op zichzelf en hoeven niet te schitteren: het gaat er vooral om waar ze naar verwijzen.
Daarom is het ook niet heel belangrijk dat ze letterlijk betoveren met hun verschijning.
Het is goed genoeg als wat ik schrijf iets losmaakt, hoe klein ook, dat daarna vanzelf tot leven komt in de harten van mensen die het lezen.
Mijn schrijven is een instrument, een werktuig dat ik gebruik om te verwijzen naar iets dat er niet staat, een breekijzer voor een diepere waarheid in onszelf.
De realisatie dat die weinig lyrische stijl geknipt is voor wat ik wil bereiken, heeft me minder kritisch gemaakt, en dat zorgt er weer voor dat ik tegenwoordig sneller en makkelijker blog.
Ik ga zitten, typ hooguit een half uur als een idioot wat er in me opkomt, en vind het dan meestal wel prima.
Het kan me gewoon niet zoveel meer schelen, dat streven naar perfectie, dat puntige, dat uiterst zorgvuldige, het zoeken naar de ultieme tekst.
En weet je wat? Ik denk dat in dat relatief nonchalante, dat gemakkelijke, iets ontstaat wat de teksten een extra lading geeft.
Iets wat je alleen maar kunt voelen en niet letterlijk ontleden.
Een beetje extra vaart, een soort nuchterheid, iets volstrekt normaals.
En dat is goed genoeg.
Als het effect maar magisch is.
.